Floris V Etappe 4 Loenen aan de Vecht naar Gerverskop (Breeveld)
We beginnen de wandeling door Loenen aan de Vecht richting de wandelroute.
Wandelen door het veenweidegebied ten westen van Utrecht over grassige kaden door het Groene Hart, over natuurpad Boterwal, door het landschap van Kockengen met lange rechte wegen, smalle dijken, boerderijen, wipmolens en wilgenlaantjes en langs de Oude Rijn naar Woerden, waar het Groene Hart klopt.










Vegtlust



Vegtlust is een buitenplaats en rijksmonument in Loenen aan de Vecht. Het huis is van begin van de 18e eeuw. In 1738 komen Boudewijn Ploos van Amstel en Geertruij Grim wonen in Vegtlust dat wordt beschreven als: Heerenhuizinge en hofstede genaamd Vegtlust, met getimmerde, bepoting en beplanting, met het land daarachter, groot 15 morgen en 2 roeden waaronder 700 roeden veenland, staande en gelegen in het gerecht Loosdrecht en Loenderveen. Midden 19de eeuw werd het huis vergroot door Johannes Willem van Reenen. Deze ‘verzamelaar’ van buitens was eigenaar van vier naast elkaar gelegen buitens: Bijdorp, Vegtlust, Geestesvecht (ook: Schoonoord genoemd ) en Vecht en Dijk. Bij het huis hoorden een theekoepel en een koetshuis en een theekoepel die mogelijk ooit bij Schoonoord hoorde. In de verwilderde overtuin bevindt zich de oorspronkelijke grafkelder van de toenmalige bewoners van Vegtlust, familie Van Reenen (± 1880)
We wandelen verder over het jaagpad langs de Vecht richting Cronenburgerbrug. Een jaagpad of trekpad is een pad langs een kanaal of rivier dat werd gebruikt om schepen vooruit te trekken. Dit voorttrekken werd jagen genoemd en geschiedde bij ongunstige wind en tegenstroom. Gewoonlijk werd gejaagd door een paard met begeleider (het jagertje), maar soms gebeurde het ook met menskracht. Grote vrachtschepen werden door meerdere paarden gejaagd.




De Cronenburgherbrug is een monumentaal brugcomplex. De brug overspant de (Utrechtse) Vecht. De dubbele stalen basculebrug heeft aan weerszijden een gemetselde vaste doorvaartopening. De brug is in 1933 gebouwd tezamen met op de oostelijke oever een brug- en veldwachterswoning met brandspuitberging. Al deze delen van het complex zijn een rijksmonument. Architect F. van Laren maakte het ontwerp voor het brugcomplex voor opdrachtgever Provinciale Waterstaat. Deze instantie stond toen onder leiding van de hoofdingenieur en tevens NSB-voorman Anton Mussert. Daaraan hield de Cronenburgherbrug als bijnaam de Mussertbrug over.
Cronenburg

Cronenburgh is een buitenplaats langs de rivier de Vecht. De buitenplaats is rond 1925 gesticht door G.H. Boner op een 2,5 hectare groot terrein. De Cronenburgherbrug en de buitenplaats Cronenburgh zijn vernoemd naar het voormalige kasteel Cronenburg.
Nieuwerhoek


Nieuwerhoek is een buitenplaats langs de rivier de Vecht. Nieuwerhoek is ruwweg rond 1625 gesticht door de Amsterdamse koopmansfamilie Van Hoek waaraan het zijn naam ontleend. De familie Van Hoek kochten midden 17de-eeuw grond tussen Breukelen en Loenen voor het stichten van een aantal buitenplaatsen. De uit Vlaanderen afkomstige familie was rijk geworden door handel in zijde en zochten een goede investering. In 1710 werd het door hen verkocht aan Jan van Tarelinck. Diverse nieuwe eigenaren volgden zoals W.B. Pook van Baggen in 1827.

Vreedenhoff




Vreedenhoff (1749-’53) ligt aan de westoever van de Vecht, even ten noorden van Nieuwersluis. Het buiten grenst aan Middenhoek. Vreedenhoff is één van de meest monumentale buitenplaatsen in de Vechtstreek. Aan de zuidoostzijde, langs de Rijksstraatweg, staan een theekoepel en een klein toegangshek. Een tweede, monumentaler hek staat aan de oprijlaan. Het hoofdgebouw en het toegangshek dateren uit omstreeks 1750.
PH-PBA
Toestel kwam vrij laag overvliegen boven de Vecht.

De PH-PBA is een Douglas DC-3 Dakota en gebouwd voor de Amerikaanse luchtmacht. Het was er 1 van ruim 10.000 exemplaren. Begin 1944 werd het gestationeerd in Europa. Het vliegtuig vloog in de eindfase van de Tweede Wereldoorlog missies tijdens de landing in Normandië en Operatie Market Garden. In 1946 kocht Prins Bernhard het toestel voor 50.000 dollar uit de Amerikaanse legerdump. Niet veel voor een vliegtuig dat maar 300 kilometer had gevlogen, zo vond hij. Op 25 februari 1947 werd het vliegtuig ingeschreven als de PH-PBA, op naam van de Rijksluchtvaartdienst (RLD). Het toestel werd hiermee het eerste Nederlandse regeringsvliegtuig. Als registratie kreeg het vliegtuig de landcode voor Nederland, PH. PBA staat voor Prins Bernhard Alpha. Op 13 november 1947 haalde Prins Bernhard het brevet voor dit type vliegtuig en mocht hij er zelf mee vliegen.
Leden van het Koninklijke Huis gebruikten het toestel vaak, in binnen- en buitenland. In 1960 kwam er een nieuw regeringsvliegtuig, maar de PH-PBA bleef tot 1975 vliegen om navigatiesystemen te testen. Daarna werd het een museumstuk voor het Aviodrome.
Verder wandelend over het jaagpad langs de Vecht komen we bij Nieuwersluis.



Op de linker foto de Nieuwersluisbrug.
Penitentiaire Inrichting Utrecht: Locatie Nieuwersluis













Aan de oostzijde van de Vecht staat in Nieuwersluis de voormalige Pupillenschool uit 1877, opgericht onder beschermheerschap van koning Willem III. Boven de centrale voordeur staat de naam ‘Pupillenschool’ en boven de twee voordeuren van de hoekgebouwen staat de W van Willem. Later werd het gebouw bestemd tot kazerne en kreeg het een functie als strafkazerne, Militair Penitentiair Centrum Nieuwersluis genoemd. De gestraften moesten onder meer in looppas naar Utrecht om daar te zwemmen en kregen verder zware trainingen met stormbanen etc. In het midden van de twintigste eeuw was onder militairen de uitdrukking “Nieuwersluis” synoniem aan strafregiem: Hij heeft Nieuwersluis of Hij zit in Nieuwersluis. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw werden ook niet-erkende dienstweigeraars hier opgesloten. Nu is het een gevangenis, de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwersluis, waar vrouwen uit het hele land in afwachting van hun straf of die al afgestraft zijn worden gehuisvest. Daarnaast beschikt de inrichting over een beperkt beveiligde afdeling (BBA) voor mannen.
We vervolgen onze weg over de Nieuwersluisbrug en maken een zijsprongetje richting fort Nieuwersluis.

Fort Nieuwersluis





Fort Nieuwersluis is onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie; een uniek historisch stelsel van verdedigingslinies en -werken die loopt van Flevoland tot Noord-Brabant. Midden in onze Gouden Eeuw, in het rampjaar 1672, overrompelden de legers van de Franse koning Lodewijk XIV ons land. Om de Franse opmars te stuiten werd op het laatste moment een oud papieren plan uit de kast gehaald: de vorming van een waterbarrière. Hals over kop werden sluizen opengedraaid en dijken doorgestoken. Zo ontstond een waterlinie grofweg ten oosten van de lijn Muiden – Uithoorn – Schoonhoven – Gorinchem. De watervlakte was zo ondiep dat er geen schepen konden varen en zo breed dat de kanonnen er niet overheen konden schieten. Doorwaden was zwaar en gevaarlijk in verband met onzichtbare sloten. Langs de rivieren, op de boven het water uitstekende dijken, werden snel tijdelijke schansen en versterkingen opgericht. De Waterlinie bleek een militair succes, daarom besloot men na de oorlog van 1672 om dit verdedigingsmiddel tot de hoofddefensie van Nederland te maken. Op zwakke plekken in de Waterlinie werden forten aangelegd en de Linie werd naar het oosten opgeschoven om een groter gebied veilig te stellen. Zo kwamen ook de vestingen Nieuwersluis, Woerden en Oudewater binnen de linie te liggen. Op de locatie van Fort Nieuwersluis werd al in 1629 een schans gebouwd, dat in 1673 is versterkt als onderdeel van de Waterlinie.
In 1811 ontvouwden Napoleon en zijn patriot Krayenhoff de eerste plannen voor een nieuwe Hollandse Waterlinie. In 1815 besloot Koning Willem I de plannen tot uitvoering te brengen en in 1885 was de hele linie gerealiseerd. De opvolger van de Oude Waterlinie werd een uitgekiend waterstaatkundig systeem van sluizen en kades om het polderland gecontroleerd onder water te kunnen zetten. Samen met een stelsel van forten op regelmatige afstand van elkaar vormde de Nieuwe Hollandse Waterlinie de onneembare Vesting Holland. Men kon de velden langs de forten 3 tot 5 kilometer breed laten onderlopen om vijandelijke troepen tegen te houden. Verborgen als een groene heuvel in het landschap, dienden de forten als uitkijk- en strategisch punt voor de artillerie.
De versterking bij Nieuwersluis is in de periode 1849 – 1880 ontwikkeld tot een volwaardig fort als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Vanuit Fort Nieuwersluis konden de sluizen in de Nieuwe Wetering en de Vecht, maar ook de wegen langs de rivier, het spoor Utrecht-Amsterdam en het later aangelegde kanaal onder schot genomen worden. Nadat de Nieuwe Hollandse Waterlinie in de Tweede Wereldoorlog niet meer opgewassen bleek tegen moderne legers heeft het fort andere functies gekregen. Het is gebruikt als inzamelplek voor paarden, die vervolgens naar het front of naar de slager werden afgevoerd. Van 1944 tot 1951 is het in gebruik geweest als interneringskamp voor ‘foute’ Nederlanders en als kamp voor dienstweigeraars tijdens de opstanden in Nederlands-Indië.









Daarna is het in gebruik genomen als commandopost door de Bescherming Burgerbevolking (BB) tijdens de koude oorlog. Voor de BB is het linkerdeel van de kazerne op de begane grond gasdicht gemaakt via een sluizenstelsel en gasdichte deuren. Een luchtverversingsinstallatie met koolfilters werd aangebracht om strijdgassen en nucleaire fall-out tegen te houden. Na opheffing van de BB in 1987 is de commandopost overgenomen door het Korps Mobiele Colonnes, een afdeling van defensie inzetbaar bij grote rampen.
Rupelmonde




De buitenplaats Rupelmonde is gesticht door de Vlaming A. van Ghesel, die het buiten haar naam gaf, naar de bij Antwerpen gelegen stad Rupelmonde. Rupelmonde was in eerste instantie een sobere herenhofstede. Na een ingrijpende verbouwing in 1768 in opdracht van Jacob Berthon kreeg het buiten een uitstraling met meer allure. Zowel het exterieur als het interieur werd verfraaid met elementen in Lodewijk XIV- en XV-stijl.
Sterreschans






Sterreschans is een buitenplaats aan de Utrechtse Vecht. De buitenplaats is ontstaan in de 17e eeuw op de plek waar in 1673 een schans werd gebouwd ter verdediging tegen de oprukkende Fransen: de Starreschans. In 1688 werd deze versterking geslecht en de militaire functie werd overgenomen door Fort Nieuwersluis. Vervolgens is op de vrijgekomen plek door David Rutgers de buitenplaats Sterreschans gebouwd.
We vervolgen de route richting de veerpont de Aa over het Amsterdam – Rijn kanaal.





De Veerdienst Nieuwer ter Aa is een veerdienst over het Amsterdam-Rijnkanaal, tussen Nieuwer ter Aa aan de westzijde en Breukelen/Nieuwersluis aan de oostzijde. Voor het huidige fiets-en-voetveer waren er ongeveer op deze plaats diverse andere diensten: een overzet per roeiboot over de Keulsche Vaart, een dienst met veerwagens en een veerboot die ook zwaarder verkeer aankon. Die laatste is op 4 augustus 1892 in gebruik genomen toen de Keulsche Vaart als onderdeel van het toenmalig Merwedekanaal van het Noordzeekanaal tot de Lek voor de scheepvaart werd opengesteld. Oorspronkelijk werd een pont ingezet die voertuigen, mensen en vee kon vervoeren, later konden enkel voetgangers en (brom)fietsen nog over.
We passeren de A2 richting Nieuwer Ter Aar


Hervormde kerk Nieuwer Te Aar
Buitengewoon belangrijke historische dorpskerk met toren. Met name belangrijk wegens het Engelse orgel, en de serie glas-in-loodramen. Het gebouw dateert van 1480. de glas-in-loodramen zijn op duurzame wijze gerestaureerd. De oudste ramen dateren uit de 17e eeuw.




We laten Nieuwer Ter Aar achter ons en gaan over o.a. de Boterwal verder richting Kockengen.
De Boterwal is ontstaan tijdens één van de oudste ontginningen. Na de stichting van de kerk en parochie (Nieuwer) Ter Aa in de 12e eeuw ging de Boterwal ook deel uitmaken van het kerkepad van Portengen-Noordeinde naar Ter Aa. De Boterwal (Boterkaai, Butterdiek) heeft steeds een belangrijke transportrol gespeeld: ridders te paard, boeren met boten, Franse legers. En natuurlijk ook de boeren, die de boter naar de markt brachten; en dan nu fietsers en wandelaars.






Belangrijk zijn nu de planten en dieren. Deze hebben hier een echte weg door de natuur gevonden midden tussen de weilanden. Voor hen zijn die eentonige weilanden een grote, groene woestijn!
De hele sloot staat vol met waterviolier. Waterviolier is een plant met ondergedoken bladeren die voorkomt in ondiepe wateren.





Het Armenland van Ruwiel
Het Armenland van Ruwiel is een stuk schraalgrasland van ongeveer vier hectare in het uiterste noorden van de buurtschap Portengen, Kockengen. Vroeger was dit eigendom van de ambachtsheerlijkheid Ruwiel. Voorheen werd het grasgewas van dit land in het voorjaar geveild. De boeren uit de gemeente Ruwiel kwamen samen in café Welgelegen aan de Portengense Brug om aldaar te bieden op het grasgewas. De opbrengst was bestemd voor de “buitenarmen van Ruwiel”. Dit waren de armen, veelal de boerendaggelders (boerenknechten), die in de buurtschappen bij de boerderijen woonden. Zij konden een beroep op dit fonds “Armenland van Ruwiel” doen voor gratis brood tussen Kerst en Pasen. Het Armenland van Ruwiel mocht niet bemest worden door de boeren die het grasgewas kochten. Dit was om aanspraken op pachtrechten te voorkomen. Omdat ook de eigenaar dit land niet bemestte verwerd dit stuk land tot een zeldzaam stukje natuurlijk blauwgrasland. Hierop groeien zeldzame grassoorten en orchideeën, die alleen op dergelijke schrale veengronden kunnen gedijen. Het gras van het “Armenland” werd beschouwd als zeer gezond voor het vee.
Veenpluis


Veenpluis, de naam zegt het al, kenmerkt zich tijdens en na de bloei door de lange witte haren van wel 3-5 cm in de bloeiwijze. Deze bestaat uit 5 tot 8 aren waarin per aar zo’n 50 bloemen staan. De aren zijn een paar cm groot. Doordat de aren verschillend lange stelen hebben van geen tot wel 8 cm is de opvallende harige bloeiwijze tamelijk uitbundig. Het is een soort van natte vegetaties. Het is een soort die vooral in de slenken van Veengebieden voorkomt; het was vrij algemeen in de zand- en veenstreken, maar door ontwatering gaat het aantal groeiplaatsen achteruit.
Wandelend via paviljoen Toren de Grote Sniep wandelen we verder richting Kockengen


Het natuurgebied waar de Grote Sniep zich in bevindt, ook genaamd de Grote Sniep, bloeit van het leven.
Dooijersluis



Spengense molen



De Spengense Molen werd in 1841 gebouwd, nadat een voorganger was afgebrand. De molen maalde tot 1962 het water uit de polder in de Bijleveld. Daarna werd het werk overgenomen door een elektrisch gemaal. Door peilverlaging in de polder en door het inklinken van het veen, kwam het scheprad in de loop der jaren te hoog te liggen: het malen ging steeds moeilijker. In 2010 is de molen gerestaureerd waarbij het scheprad is verlaagd en de waterloop is verdiept. De Spengense Molen is een wipmolen. Hierbij moet de molenaar het wiekenkruis én het rode bovenhuis geheel op de wind zetten om te kunnen draaien en malen. De molen maalt zo het polderwater naar de hoger gelegen boezem.
Voetveer Joostendam

Kockengen




De naam Kockengen is afkomstig van Cocagne, de Franse naam voor Luilekkerland, dat ook wel het land van Kokanje wordt genoemd. De bisschop van Utrecht gaf ten tijde van de Grote Ontginning in het huidig Groene Hart gebieden uit om deze te ontginnen. Om de pioniers aan te lokken gaf hij aantrekkelijke namen aan deze gebieden.
De rustende boer





BMW Isetta 300 uit 1960




Het laatste, niet zo spannende gedeelte van deze wandeling richting de plek waar de bus wacht.






Wandeling 4 met een lengte van 22,3 km.





