Haverley en Engelenmeer, ‘s-Hertogenbosch

Cultuur en Arbeid Monument uit 1955.

De beeldengroep Cultuur en Arbeid stond aanvankelijk op de rand van het viaduct over de Spoortunnel. Tegenwoordig staat het beeld iets oostelijker boven de spoortunnel. De beeldengroep bestaat uit een man- en vrouwfiguur in boerenkleding. De vrouw houdt een bos bloemen vast die de man aanneemt. In zijn armen houdt hij een tandwiel. Volgend uit de titel van het beeld zijn het de personificaties van Cultuur en Arbeid. De vrouwfiguur met bloemen staat voor ‘cultuur’ en de man met het tandwiel personifieert ‘arbeid’. De keus voor de personificaties komt mogelijk voort uit de verbinding met stadswijk West waar in de jaren vijftig het industrieterrein De Rietvelden werd aangelegd. De tunnel verbindt in die zin de arbeid van het industrieterrein met de cultuur van de binnenstad. Een andere mogelijkheid is dat ‘cultuur’ staat voor de agrarische cultuur.

Specifiek voor de huizen in de wijk Boschveld uit de jaren ’50.

De voormalige machinefabriek “Grasso”, later GEA.

Hierover is meer te vinden door hier te klikken

Silo’s behorend bij cultureel centrum in ‘s-Hertogenbosch, gevestigd in de voormalige koekjesfabriek van Verkade.               Begin twintigste eeuw was de fabriek de Eerste Bossche Stoom- Koek- Biscuits- Banket- Beschuit- en Suikerwerkenfabriek De Nijverheid C.L. Verhagen -Van Oorschot. In 1929 werd de fabriek verkocht aan Verkade en voortaan werden er Verkade-koekjes gebakken. Dit duurde tot 1993. De productie verhuisde in dat jaar naar Zaandam en de fabriek in ‘s-Hertogenbosch werd gesloten.

Kunstacademie, St. Joost School of Art & Design

The Royal Welsh brug

De in 2015 geopende “The royal Welsh brug” in Den Bosch herdenkt de 146 omgekomen soldaten van de 53e Welsh Divisie die omkwamen tijdens de bevrijding van de stad in oktober 1944.
Na een bezettingsperiode van vierenhalf jaar en een zesdaagse krijgshaftige bevrijdingsstrijd door de 53e Welsh Divise (thans Royal Welsh), werd de stad ‘s-Hertogenbosch op 27 oktober 1944 bevrijd.
‘s-Hertogenbosch heeft zijn relatie met de Royal Welsh gekoesterd in het besef dat de naoorlogse ontwikkeling van de stad in zijn volle breedte tot bloei kon komen dankzij de inzet van dappere militairen uit Groot-Brittannië, en in het bijzonder uit Wales. Als eerbetoon is met de naamgeving van the Royal Welsh brug en het zichtbaar maken van de Roll of Honour – de 146 namen van de Britse militairen die voor de vrijheid van ‘s-Hertogenbosch het hoogste offer brachten – uiting gegeven aan de dankbaarheid van de getroffen oorlogsgeneratie en alle daaropvolgende generaties.

1931 Congrescentrum ‘s-Hertogenbosch. Onderdeel van de Brabanthallen.

In 1931 werd de eerste overdekte veehal geopend; de Bossche Veemarkt. Jarenlang wisselden koeien en kalveren hier van eigenaar. De Bossche Veemarkt begon iedere zaterdag om 05:30 uur, maar op de andere dagen stond het pand vaak leeg. Daarom werden er ook regelmatig agrarisch getinte evenementen georganiseerd. In 2001 werd de veehal na een mond-en-klauwzeer epidemie gesloten voor het verhandelen van vee.

We wandelen verder langs de Ertveldplas.

De Ertveldplas is van oorsprong een zandwinplas. Aan de oostkant wordt het gevoed door de Dieze. Aan de westkant stroomt het water via de Gekanaliseerde Dieze richting de Maas. De plas is aangelegd ten behoeve van de woonwijk Boschveld. Aan de overzijde van de plas zien we de Heinekenbrouwerij.

Diezemonding

De Diezemonding, van oudsher bekend als de Ertveldpolder, is gelegen tussen Orthen en de A59 en ligt aan de Dieze en de Ertveldplas. Vroeger was dit onderdeel van de Beerse Maas, een binnendijks overloopgebied dat ervoor zorgde dat de dijken niet overstroomde. Dat verklaart het natte karakter van dit gebied. Dit gebied grenst aan de Franse Wielen, slechts gescheiden door een kade. De Franse Wielen (ook: Fransche Wielen), een drietal met elkaar verbonden wielen, ooit ontstaan na een doorbraak van de Engelse Dijk, welke eigenlijk de Engelense dijk had moeten heten.

Wielen zijn doorbraakgaten en zijn de zichtbare getuigen van dijkdoorbraken, achtergebleven in het landschap. Het zijn waterplassen vlak achter de dijken. Door de kracht van het naar buiten stromende en rondkolkende water bij een dijkdoorbraak ontstonden op veel plaatsen vlak achter de dijken diepe gaten: de doorbraakgaten, ook wel kolkgaten genoemd. Andere namen zijn wielen of waaien.

Kasteel Meerwijk.

Het eigenlijke kasteel Meerwijk moeten we zoeken aan de andere zijde van rivier De Dieze, in het centrum van het dorp. Het kasteel bestond al in 1311. Men gaat ervan uit dat het destijds bestond uit een donjon , met eventueel een aanbouw en een voorburcht. In de eerste helft van de zestiende eeuw werden Empel en Engelen geteisterd door de Gelderse troepen, waarbij het kasteel de nodige schade opgelopen moet hebben. In 1583 hield de hertog van Parma het kasteel bezet, en volgens de schaarse gegevens zou het kasteel toen al ruïneus zijn. In 1645 wordt er gesproken over een oud kasteel, maar men vermeldt niet de staat waarin het verkeerde. Vanaf 1850 is het kasteel waarschijnlijk sterk in verval geraakt. Rond 1855 werd er aan de andere zijde van de Dieze een nieuw huis in tudorstijl gebouwd. Dit gebouw is nu ingebruik als asielzoekerscentrum.

Meerwijkse brug

De brug nabij kasteel Meerwijk is in een bijzondere vorm uitgevoerd: bijna geheel van hout en met de mogelijkheid om hem handmatig op te halen. Hierdoor is de brug voor vaartuigen van Defensie te passeren. De brug maakt onderdeel uit van de route de historische linie uit 1629. Frederik Hendrik heeft deze linie aangelegd bij het beleg van de stad in 1629. De brug ontleent haar naam aan kasteel Meerwijk.

Sluis van Engelen

De sluis bij Engelen heette vroeger officieel de “Henriëttesluis”. Hij was genoemd naar het bastion Henriëtte dat bij fort Crèvecoeur hoorde. En dat bastion ontleende zijn naam weer aan Henriëtte Catharina van Nassau, de laatste nog levende tante van stadhouder Willem III, waarnaar het gebied ten noorden van Den Bosch (de Henriëttewaard) is genoemd.

De schutsluis ligt bij de uitmonding van het Diezekanaal in de Maas. Vóór 1900 maakte de scheepvaart gebruik van de schutsluis bij fort Crèvecoeur uit 1735. Door de Maaswerken en de lagere waterstanden als gevolg daarvan kon deze sluis echter niet meer gebruikt worden. Er werd een nieuwe uitmonding gegraven, het Diezekanaal, met daarin een moderne schutsluis. Dat begon in de jaren 1897-1898. In 1902 werd de nieuwe sluis in gebruik genomen. Vanuit deze sluis wordt ook de spuisluis bij Crèvecoeur bediend.

De sluis is uitgevoerd met dubbele sluisdeuren, zodat zowel bij hoog water op de Maas als op de Dieze geschut kan worden. Het aparte aan deze sluis is dat de kolk komvomig is. Ook de kanten van de kolk zijn niet verticaal, ze lopen onder water schuin naar binnen. Iets waarmee men bij het schutten terdege rekening moet houden.

Foto: Wiebe B. de Ringh (Weblog Wilhelminasluis)

Een andere bijzonderheid van de Engelense sluis is het gebruikte systeem van cylinderafsluitingen in de langsriolen die ter weerszijden van de schutkolk lopen. Die cylinderafsluitingen zijn van het zogenaamde systeem ‘Caligny’, genoemd naar de Franse waterbouwkundig ingenieur Anatole de Caligny (1811-1892) en tamelijk zeldzaam in Nederland. Door zijn hoofdvorm, zijn detaillering en zijn materiaalgebruik is Sluis Engelen een sluis van historisch (vooral civieltechnisch) belang. Daarnaast is het een belangrijk element uit de geschiedenis van de verlegging van de Maasmond.

De wijk Haverleij

De Haverleij is geen woningbouwproject zoals veel Vinex-wijken uit dezelfde bouwperiode. Dit gebied heeft een structuur en invulling gekregen waarbij gezocht is naar een specifieke andere verhouding tussen stad en land. Er is bos gemaakt, een golfterrein, een park en het wonen is ondergebracht in 10 verschillende bouwblokken verspreid op het land. Bij het concept is uitgegaan van een landgoed. Bij de vormgeving van het wonen is uitgegaan van het begrip ‘castle air’ en deels ook van het principe van een vestingstad. Het grootste object is het Slot Haverleij dat een klein dorpje vormt, gelegen bij de schutsluis van het Diezekanaal. Hier omheen zijn in de open polder negen “kastelen” geplaatst, in de vorm van appartementen rond een binnenplaats, omgeven door een “gracht”. Voor elk “kasteel” is een aparte architect aangetrokken; in meer of mindere mate zijn typische middeleeuwse elementen in de architectuur aanwezig, zoals ophaalbruggen, torentjes en kantelen.

De tien kastelen

  • Velderwoude,  (2001)
  • Zwaenenstede, (2002)
  • Wuyvenhaerd, (2003)
  • Slot Haverleij: (2005)
  • Daliënwaerd, (2006)
  • Leliënhuyze,  (2006)
  • Holte veste,  (2007)
  • Beeckendael, (2017)
  • Heesterburgh, (2022)
  • Oeverhuyze,  (2023)

Wandelen langs het Engelermeer

De plas is waarschijnlijk een restant van een oude stroomgeul van de Maas van vóór de 13e eeuw.

Voor het uitgraven van de Bergsche Maas in het begin van de 20e eeuw, werd bij hoge waterstanden van de Maas het systeem van de Beerse Maas gebruikt om het overtollige water via de Beerse Overlaat af te laten vloeien. Dat stroomde dan vanaf Grave naar ‘s-Hertogenbosch en belemmerde de afvoer van het water van de Aa en de Dommel. Dit laatste water stroomde dan de Vughtse Gement in, deels naar het westen ten noorden van de Drunense Duinen in de richting van Waalwijk en het Oude Maasje, deels echter in noordoostelijke richting voorlangs de keerdijk van Vlijmen naar Bokhoven, waar een overlaat het water alsnog in de Maas kon doen stromen. Een deel van de stroomgeul van die laatste route bleef permanent met water gevuld en heette het Engelermeer. Na de Tweede Wereldoorlog werd de plas gebruikt voor uitgebreide zandwinning, daardoor vergroot en uiteindelijk ingericht als recreatieplas, met uitzondering van het ondiepe noordelijk gedeelte dat een natuurgebied werd.

kunstwerk Watermerk

Korven gevuld met maaskeien symboliseren in de Biessertpolder de loop van de Maas van het Plateau van Langres in Frankrijk tot aan de Noordzee.

Venkantbrug

Circa 33 meter lange spoorbrug over de Bossche Sloot, voor zover gelegen op het grondgebied van de gemeente ‘s-Hertogenbosch, in 1886 gebouwd als onderdeel van de Langstraatspoorweg. De geklonken, ijzeren vakwerk-spoorbrug bestaat uit twee identieke secties met een lengte van 16.20 meter, rust in het midden op een massief gemetselde bakstenen pijler waarop een dekplaat in gewapend beton en heeft twee gemetselde landhoofden in baksteen en natuursteen. Ofschoon de constructie vanouds de mogelijkheid voor dubbelspoor biedt, werd slechts een spoor uitgevoerd. De spoorbrug heeft spoorweg- historische betekenis en bezit bouwhistorische en industrieel- archeologische waarden als vitaal onderdeel van de voormalige Langstraatspoorweg die, aangelegd in de periode 1875-1890, in 1972 buiten bedrijf is gesteld.

Traject Langstraatspoorweg.

De Langstraatspoorlijn liep door de Langstraat, van Lage Zwaluwe via Waalwijk naar ‘s-Hertogenbosch.                   Deze spoorlijn, officieel Langstraatspoorlijn genoemd, stond ook bekend als de halve-zolenlijn, vanwege de vele schoenfabrieken aan het tracé. Schoenverkopers gingen met het halve-zolenlijntje naar ‘s-Hertogenbosch en van daaruit verder het land in. In de bagage had men dan de schoenmodellen, die men aan de man probeerde te brengen. De spoorlijn werd voor reizigersvervoer gesloten in 1950, voor goederenvervoer in 1972. Er was tijdens de aanleg rekening gehouden met het in een later stadium dubbelsporig maken van de lijn, wat nog te zien is aan de breedte van de pijlers van de Moerputtenbrug in natuurgebied de Moerputten.      De spoorlijn werd in delen geopend tussen 1886 en 1890 en was volledig gefinancierd met koloniale winsten uit Nederlands-Indië.

De Moerputten  

Het is een van de weinig overgebleven laagveenmoerassen ten zuiden van de grote rivieren. De naam geeft aan dat het een moerassig gebied is, ter plaatse loopt een verlande prehistorische rivierbedding waarin sterke veenvorming heeft plaatsgevonden. De veenlaag was dik genoeg om te worden ontgonnen. Zo ontstonden twee plassen, de Lange Putten, waarover nu de grote Moerputtenbrug ligt, en een kleinere, de Moerput. Sporen van veenontginning zijn nog te zien in het landschap, zo zijn er talrijke legakkers. Het waterrijke gebied maakte eeuwenlang deel uit van de inundatiezone rond       ’s -Hertogenbosch. Dat betekende dat als het militair noodzakelijk werd geacht het waterpeil nog verhoogd moest kunnen worden. De aanleg van een spoorweg in het laatste kwart van de 19e eeuw was daarom alleen mogelijk als de spoordijk ter hoogte van de Moerputten werd onderbroken door een lange brug op pijlers.

Moerputtenbrug.

Aan de Moerputtenspoorbrug is vanaf het najaar van 1881 tot 1887 gebouwd. Pas eind 1890 reden er over deze brug dagelijks treinen tussen ’s-Hertogenbosch en Geertruidenberg (- Lage Zwaluwe). Bij de bouw had men rekening gehouden met een eventuele spoorverdubbeling. De 35 bakstenen pijlers zijn breed genoeg uitgevoerd voor een tweede ijzeren brugdeel. De lijn is echter tot aan de sluiting in 1972 altijd enkelsporig gebleven. De 600 meter lange spoorbrug is een prachtig voorbeeld van industrieel erfgoed uit de 19e eeuw. Het enorme, statige gevaarte bestaat uit een geklonken, ijzeren constructie, rustend op de 35 gemetselde pijlers. 

Deze 2 stukken spoorstaaf zijn de enige zichtbare restanten van de spoorlijn.

Hier maar voor de alternatieve route gekozen!

En zo komen we aan het eind van de wandeling. We eindigen met moderne gebouwen.

Paleisbrug

De Paleisbrug is ontworpen om het historische centrum van de stad en de Spoorzone van ’s-Hertogenbosch te verbinden, maar het is meer dan dat. De brug is een park en voetgangersbrug in één. De parkbrug zélf is niet alleen een prachtig gezicht. De brug biedt ook een prachtig uitzicht op het omliggende landschap van de Bossche Broek en de Gement. De 250 meter lange en 10 meter brede Paleisbrug heeft ruimte voor een lift, voetgangersstroken, planten, bomen, bankjes en verlichting, allemaal geïntegreerd in gevouwen Cortenstaal. De bruine roestkleur is het meest typische uiterlijke kenmerk van deze staalsoort. De planten worden belicht, evenals de bankjes en paden, waardoor de Paleisbrug een aangename plek is om te wandelen en te gaan zitten, zelfs ’s nachts. In de zomer wordt warmte opgeslagen die in de winter wordt gebruikt voor de vloerverwarming. De vloerverwarming zorgt voor een lage temperatuur in het dek en de trap van de brug zodat er geen zout nodig is als het gaat vriezen. In de zomer blijft de lift aangenaam koel, dank zij grote ventilatoren die de koude onder de brug de lift in blazen.

Drakenfontein.

Het standbeeld is geplaatst in 1903 en was onderdeel van een wedstrijd die door de gemeente was uitgeschreven. Jonkheer Bosch van Drakesteijn, Commissaris van de Koning(in) in Noord-Brabant van 1856 tot zijn overlijden in 1894, had een legaat van 10.000 gulden vermaakt aan de gemeente ‘s-Hertogenbosch om een gedenkteken op te richten voor zijn tweelingdochters, die in 1881 op 17-jarige leeftijd waren overleden. Het standbeeld zou aanvankelijk vlak voor het station komen te staan, maar het is iets verder naar het oosten geplaatst, in de richting van de binnenstad.

Een wandeling van 21,1 km in en rond ‘s-Hertogenbosch is natuurlijk niet compleet zonder Bossche Bol van bakker Jan de Groot.