Etappe – 4 Oosterscheldepad
Deze etappe begint in Colijnsplaat, dankzij een erg vriendelijke buschauffeur, en eindigt op Neeltje Jans. We wandelen langs de inlagen van Noord-Beveland aan de landzijde en langs de Oosterschelde.
Voordat we aan de eigenlijke etappe beginnen kijken we eerst nog even bij de plaatselijke kerk.
Dorpskerk Colijnsplaat

Al snel na het stichten van Colijnsplaat in 1598 werden in schuren gereformeerde en ook doperse diensten gehouden. In 1599 werd een officiële gereformeerde gemeente gevormd. In 1606 is er voor het eerst sprake van een kerkgebouw en een bijbehorende toren op de plaats waar de huidige Dorpskerk en toren nog steeds staan. De kerk was reeds in de zeventiende eeuw enkele malen uitgebreid. In 1769 is er een helemaal nieuw godshuis neergezet, gelijktijdig met de bouw van het Regthuys aan het noordelijke uiteinde van de Voorstraat. Bij deze beide grote bouwprojecten uit 1769 werd gebruikgemaakt van dezelfde door de prins van Oranje in Culemborg bestelde bakstenen.

Aan de voorgevel tref je enkele gedenktekens aan. Meteen loopt in het oog een soldatenhelm met bijbehorende steen. Deze herinneren aan de op 25 november 1944 verijdelde Duitse strafexpeditie tegen het toen reeds door de Canadezen bevrijde Noord-Beveland. Die invasie was bedoeld om het hele eiland onder water te zetten en de mannelijke bevolking van Colijnsplaat in deze kerk op te blazen. Bij de wonderlijk verlopen afwending van deze ramp sneuvelden slechts twee militairen: een Duitse commandant en luitenant Ian J. Havelaar (1910-1944) van de Prinses Irenebrigade. De lange Havelaarstraat waar de kerk aan staat, vroeger Dorpsstraat en Molenpad geheten, is in 1948 hernoemd naar deze redder van Colijnsplaat. Het is de plaats van een jaarlijks terugkerend stijlvol initiatieritueel van de nog steeds bestaande brigade. Ook is er aan de voorgevel een gedenkplaat te vinden voor twee Noord-Bevelandse soldaten, die in 1949 en 1950 zijn gevallen in gewapende conflicten in Indonesië.

En ten derde valt een grote gedenksteen voor de ingebruikname van dit nieuwgebouwde bedehuis in 1769 op.
Solexmuseum. (was jammer genoeg gesloten)




In 1970 trof een Thoolse schipper een paar grote stukken steen in zijn visnet aan. Het bleek te gaan om altaarstenen met Latijnse teksten uit de tijd van de Romeinse bezetting. De Latijnse inscripties hadden een ding gemeen: ze gingen allemaal over Nehalennia, een indertijd vrijwel onbekende godinnennaam. In oude Romeinse bronnen komt ze zelfs helemaal niet voor. Nehalennia is nagenoeg alleen in het gebied van het huidige Zeeland teruggevonden. Het lijkt dus een regionale godheid, maar wel een met een uitstraling over een deel van het Romeinse wereldrijk. Met name handelaren langs rivieren en zeekusten van Noordwest-Europa kenden en vereerden Nehalennia. Haar specialiteiten waren scheepvaart, handel en waarschijnlijk ook vruchtbaarheid. Vruchtbaarheid is een aandachtsgebied dat vaak in verband wordt gebracht met vrouwelijke godheden.

Het schip is een reconstructie (schaal 1:2) van een Romeins vrachtschip dat 1800 jaar geleden vanuit hier op Britannia voer.
Muraltmuur

De muraltmuur is genoemd naar de uitvinder hiervan, jonkheer ir. R.R.L. de Muralt. Na de stormvloed van 1906, welke grote delen van Zeeland trof, werd het noodzakelijk gevonden de dijken te versterken. Met de uitvinding van De Muralt konden dijken op eenvoudige wijze circa 50-80 cm verhoogd worden. Om een dergelijke verhoging met grond te kunnen realiseren was veel grond nodig om de dijk aan twee zijde vanaf de voet op te hogen. Daarnaast kostte dit ook ruimte waarvoor dijkbebouwing moest wijken. De muraltmuur vormde hiervoor een aantrekkelijk alternatief. Tussen 1906 en 1935 werd ongeveer 120 kilometer van deze muraltmuren aangelegd, ruim een kwart van alle Zeeuwse dijken in die periode. Tijdens de watersnood van 1953 bleken ze echter niet te voldoen en zijn in onbruik geraakt. Later werden de meeste muraltmuurtjes bij dijkverhogingen afgebroken.
Molen “Nooit Gedacht”


Molen is gebouwd in1855. Eén van de twee molens in Colijnsplaat, naast de De Oude Molen korenmolen uit 1727.
Colijnsplaat is verbonden met het water door middel van een jachthaven en diverse bedrijven die hiermee samenhangen.





Liberation Route Marker 408: De aanval op Colijnsplaat.

Op 1 november 1944 werd het eiland Noord-Beveland bevrijd door de Canadezen. Schouwen-Duiveland is op dat moment nog bezet gebied. De Recce ( de verkenningsafdeling) van de Prinses Irene Brigade werd naar Noord Beveland gedirigeerd om het eiland te bewaken. Zij was gelegerd in Colijnsplaat. Duitse commando’s voerden op 25 november 1944 een aanval uit vanuit Schouwen-Duiveland op Noord-Beveland. De bedoeling was om de sluis bij Colijnsplaat op te blazen. De Duitsers landden echter verkeerd. Daarom werd de munitie op een gestolen wagen geladen bij de hofstede van de familie De Regt en naar Colijnsplaat geduwd. De Prinses Irene brigade werd tijdig gewaarschuwd. De Prinses Irene Brigade, ondersteund door de Schotten, troffen de Duitsers buiten het dorp waarna het tot een vuurgevecht kwam. Bij deze actie sneuvelde de eerste Luitenant I.J. (Ian Jacob) Havelaar van de Prinses Irene Brigade, hij werd op zondag 26 november 1944 tijdelijk begraven op de algemene begraafplaats in Colijnsplaat.
We wandelen verder langs het Nationaal Park Oosterschelde.






Foto rechtsonder is Zeevenkel
De Oosterschelde is oorspronkelijk een riviermonding. Die door de aanleg van de Oosterscheldekering veranderde de Oosterschelde in een ondiepe zeearm: kilometers zout water, waarvan bijna een derde bij eb droogvalt. In 2002 kreeg dit natuurgebied de status van Nationaal Park – het grootste en natste van Nederland.
Vogelkijkhut Mattemburgh

Suffolk schapen op de dijken langs de Oosterschelde.


Aardappel rooien

Inlagen van Noord-Beveland











Inlagen zijn de afgelopen eeuwen gecreëerd als bescherming tegen de zee. Door landinwaarts een reservedijk (inlaagdijk of slaper) aan te leggen op plekken waar men een dijkdoorbraak vreesde, werd de kans op dijkdoorbraken verkleind. De zeewering zelf heet waker. Het betreft o.a. inlaag ’s Gravenhoek met aangelegde vogeleilanden, de inlaag Vlietepolder zijn uitgestrekte rietvelden, de inlaag Keihoogte met zijn lage duintjes en de inlaag Oesterput.


Links Zeekool; rechts Gele Hoornpapaver
Het voormalige landbouw haventje bij de Oesterput inlaag. Eens een landbouwhaventje voor schepen tot 500 ton.







De westelijke havendam is bijzonder omdat het een restant is van de oude zeedijk die hier lag tot de dijkval van 1881. Achter de toen deels weggezakte dijk werd een inlaagdijk gelegd, waardoor er een beschut baaitje ontstond, dat tot het einde van de negentiende eeuw in gebruik was als oesterput. In 1889 kreeg het gebiedje een functie als landbouwhaven. Er werd een havengeul in uitgebaggerd en een loskade aangelegd. Inmiddels is het al weer lang geleden dat het laatste schip geladen met Noord-Bevelandse suikerbieten de haven verliet.
We wandelen verder langs de boorden van de Oosterschelde terwijl in de verte Oosterscheldekering zich laatzien..





Oud dijkwachtershuisje bij Wissenkerke



Dit huisje is gebouwd in 1925. Bij zwaar weer werden vanaf hier de dijken in de gaten gehouden. De Vlietepolder, de polder achter het Dijkhuisje, was kwetsbaar. Van 1872 tot 1978 kreeg de polder het stempel ‘calamiteuze polder’. Dat wil – volgens een krant uit 1901 – zeggen: ‘(…) dat niet enkel in den betrokken polder gevaar voor ondergang dreigt, maar dat die ondergang na korter of langer tijd gevolgd zal worden door den ondergang der achterliggende [polders] – en dat het gevaar dus niet enkel plaatselijk is, maar ook een gevaar is voor de gemeenschap.’ Eén van de grootste gevaren voor een calamiteuze polder is een dijkval. Dat is wat er gebeurde in 1889. Bij een dijkval spoelt het zand onder de dijk weg en storten vervolgens de bovenlagen in.
Getijden bak.

Met vloed, ook wel ‘opkomend tij’, wordt het in ruim zes uur hoogwater en daarna keert het tij en wordt het eb, ook wel ‘afnemend tij’ . Bij eb komt de getijdenbak tevoorschijn, waarin je op zoek kunt gaan naar het onderwaterleven van de Oosterschelde. De getijdenbak ligt aan de voet van de dijk. Het water blijft erin staan, waardoor je makkelijk een kijkje in de onderwaterwereld kunt nemen.


Strekdam

Ongeveer een derde van de Nederlandse kust is voorzien van strekdammen. deze dammetjes hebben als taak om de afkalving van het strand tegen te gaan en de aanvoer van zeezand te bevorderen.
Inlaag Keihoogte

Bij de Keihoogte was vroeger een dorp. De plek dankt er zijn naam ook aan. Die oude nederzetting dook weer op in 1959. Bij egalisatiewerkzaamheden bij de hofstede Keihoogte werden vele Zeeuwse moppen en kloostermoppen (grote bakstenen) aangetroffen – vandaar de naam Keihoogte. Waarschijnlijk lag hier het dorp Vliete. Het ging bij vloeden in 1530 en 1532 met heel Noord-Beveland ten onder.

Strandhuizen van Roompot Beach resort






met jachthaven.



We wandelen verder richting de Oosterscheldestormvloedkering.





De Oosterscheldestormvloedkering


















Werkeiland Neeltje Jans








Een heel veld met Bezemkruiskruid.

Muurschilderingen tunneltje over de N57


















Na de verwoestende watersnoodramp werd in 1953 een Deltacommissie ingesteld om Nederland te beschermen tegen hoogwater. De Oosterscheldekering heeft de meest ingewikkelde ontstaansgeschiedenis van alle Deltawerken. Volgens het oorspronkelijke Deltaplan zou de Oosterschelde namelijk volledig worden afgesloten met een dam. Daarmee zouden eb en vloed verdwijnen en zou de Oosterschelde zoetwater worden. Dat zoete water kon worden gebruikt voor drinkwater en voor de landbouw. Daarbij zou de scheepvaart op de drukbevaren route van de Rotterdamse haven naar Antwerpen geen last meer hebben van eb en vloed.
Maar er was ook veel kritiek op dit plan. Bijvoorbeeld dat hierdoor bepaalde havens niet toegankelijk meer waren; het ministerie van Defensie zag in de Oosterschelde een potentiële (vlucht)haven en de schelpdiervisserij zou ophouden te bestaan. De grootste zorg was echter de impact van de afsluiting op de bijzondere natuur in het Oosterscheldegebied. Het water zou van de ene op de andere dag stilstaan. Dit maakte het water brak, een mengeling van zoet en zout, en op den duur zoet. Hierdoor zouden verschillende plantensoorten en diersoorten uit het gebied verdwijnen, zoals schelpdieren, zeehonden en bepaalde vogels.
Vanaf 1962 zwol de kritiek aan en ook tijdens het Oosterscheldecongres in 1967 was het duidelijk te horen. De schelpdiervisserij (mosselen en oesters) in Yerseke liet zich over het algemeen overhalen om zich tevreden te stellen met een uitkering of tegen een vergoeding te verhuizen richting de Waddenzee. Maar de nog prille milieubeweging gaf zich niet gewonnen. Aktiegroep Oosterschelde Open voerde fel actie, gevolgd door Vereniging Milieuhygiéne Zeeland, een voorloper van de huidige Zeeuwse Milieufederatie. In 1973 bundelden de belangengroepen zich in het comité Samenwerking Oosterschelde (SOS).
De protesten bereikten Den Haag en in 1972 sloten de oppositiepartijen PPR en D66 een akkoord dat ze een nieuw onderzoek wilden naar de gevolgen van de afsluiting. Twee jaar later was ook het kabinet overtuigd en werden de werkzaamheden aan de Oosterscheldewerken stopgezet. Er werd een commissie in het leven geroepen om met een nieuw plan te komen. We wilden de natuur behouden, maar tegelijkertijd zoveel mogelijk van de voordelen behouden van het oude plan.
De commissie adviseerde de Oosterschelde gedeeltelijk af te sluiten met een half open kering. Daarnaast werden de ‘compartimenteringswerken’ bedacht: de Philipsdam, de Oesterdam, de Markiezaatskade en de Bathse Spuisluis. De waterbekkens achter deze Deltawerken werden ‘gecompartimenteerd’, oftewel gescheiden van de zoute Oosterschelde en diens getijden. Zo kon er toch een voorraad zoetwater en een soepele scheepvaartroute worden aangelegd.
In 1976 ging de regering akkoord en werd het werk weer hervat, maar nu met een geheel ander ontwerp. Met de aanleg van een half open kering bleven eb en vloed in een door de mens beheerste vorm bestaan. De dichtregel die nog steeds bij de Oosterscheldekering te lezen is, vat het goed samen: “Hier gaan over het tij, de maan, de wind en wij.”
In de 21e eeuw zijn de meningen totaal veranderd aangaande de stormvloedkering. Tegenwoordig is men er van overtuigd dat een open Oosterschelde met verhoogde dijken dijken de beste oplossing zou zijn geweest. Goedkoper en beter voor het milieu. De kracht van de getijden blijft echter een stuk minder dan toen de Oosterschelde nog geheel open was. De beperkte getijden zorgen ook voor het verschijnsel ‘zandhonger’. Dat wil zeggen dat de zandplaten in de Oosterschelde in de loop van de tijd wegspoelen. Ze worden niet meer aangevuld met zand vanuit zee, omdat de zwakkere stroming het zand niet genoeg ‘opwervelt’ om op de platen te laten komen. De zandplaten zijn echter belangrijk voor vogels om eten te vinden en voor zeehonden om uit te rusten. Ook de andere afgesloten zeearmen, Veerse meer, Haringvliet en Grevelingen vertonen grote problemen als gevolg van de totale afsluiting. Er wordt weer zout zeewater aan toegevoegd om de waterkwaliteit te verbeteren.

Toorts
Zo komen we aan het eind van deze etappe, Colijnsplaat – Neeltje Jans. Een wandeling van 23,6 km.

