Etappe – 5 Oosterscheldepad

We beginnen deze etappe bij het Topshuis op Neeltje Jans. We wandelen van daar over de Roggenplaat richting Schouwen-Duiveland. Via Burghsluis wandelen we langs de Oosterschelde verder richting Serooskerke richting Moriaanshoofd, het eindpunt van deze etappe.

Neeltje Jans met het Topshuis.

Het J.W. Topshuis werd in 1987 ontworpen en bestaat bouwkundig uit twee betonnen dozen, een grote platte met daarop een kleinere hoge doos van drie verdiepingen. Door Rijkswaterstaat wordt het gebouw als kantoorlocatie en bedieningscentrale gebruikt.

Ook onderstaande inscriptie komen we tegen..

Vanaf de Oosterscheldekering zien we in de verte de Zeelandbrug mooi liggen in de doorbrekende zon.

Monumenten op de kering.

We verlaten de Oosterscheldekering en wandelen Schouwen en Duiveland binnen

We wandelen verder richting Burghsluis. Ook hier zien we weer de inlagen. De eerste inlaag die we tegenkomen dateert uit ongeveer 1744. Deze inlaag verwijst naar de strijd tegen het water aan de zuidkant van Schouwen, waarbij in der loop der eeuwen grote gebieden in het water zijn verdwenen.

De zuidkust van Schouwen-Duiveland bestaat vooral uit polders en dijken. Achter de zeedijk vind je de inlagen en karrenvelden; stukken grond die lager liggen en vaak vol staan met water. Als inwoners vroeger vreesden voor overstromingen maakten ze een nieuwe dijk achter de hoofddijk voor extra bescherming. De grond haalden ze uit het gebied tussen de hoofddijk en de extra dijk, waardoor de laaggelegen gebieden zijn ontstaan. Ze haalden de klei weg in stroken, waardoor langgerekte plassen en greppels ontstonden met daartussenin dammetjes. De afgegraven klei werd met karren weggehaald, daarom heten ze ook karrenvelden. 

Nederlandse landgeiten

Burghsluis, gehucht op het eiland Schouwen. De bewoners noemden hun woonplaats ’t Ouwe Sluusje en zij zelf stonden bekend als de Sluusjenaers. De haven van Burghsluis is in het verleden gebruikt voor de visserij en als werkhaven voor Rijkswaterstaat.

Monument voor de Redders van Schouwen-Duiveland

Het ‘Hommage aan de Redders van Schouwen-Duiveland’ is een monument dat de dappere mensen herdenkt die moedig hun leven riskeerden om anderen te redden tijdens de stormvloedramp van 1953. De overstroming van 1 februari 1953 trof de Nederlandse provincie Zeeland zwaar, met name Schouwen-Duiveland. Op het monument staat het silhouet van een man met een zuidwesterhoed, ter ere van de reddingswerkers en vrijwilligers die ondanks gevaarlijke omstandigheden aan de redding hebben bijgedragen. Het symboliseert de vele onbekende helpers die een sleutelrol speelden bij het redden van mensen uit de overstromingen.

Jachthaven

Woonhuis uit 1915. Heeft de stormvloed overleefd!

We wandelen verder richting de Koudekerkse inlaag.

Koudekerkse inlaag

Ter hoogte van de Plompe Toren van Koudekerke vind je nog een flink inlagen- en karrenveldengebied, de Koudekerkse inlaag. Het water is hier ook binnendijks ziltig; er groeit in de karrenvelden zelfs zeekraal. Vooral in het najaar kun je dat goed zien. Want net als de blaadjes aan de bomen wordt zeekraal dan rood en dat ziet er behoorlijk spectaculair uit, vooral onder een stevige herfstzon.

Zeekraal

De zuidkant van Schouwen-Duiveland heeft door de eeuwen heen voortdurend te kampen gehad met landafslag. In 1475 lag het dorp Koudekerke nog ongeveer drie kilometer achter de toenmalige zeedijk. Tweede helft 16e eeuw ging er echter veel land verloren en moest het
dorpsgebied grotendeels worden buitengedijkt. De huidige Zeedijk is de inlaagdijk uit 1581 die langs de kerk, dwars door het dorp kwam te liggen. Twee jaar later werd de kerk afgebroken. De toren, nu bekend als de “Plompetoren” bleef als baken voor de scheepvaart gehandhaafd. In
1654 werd de huidige inlaag van ruim 22 ha gelegd, van weer een nieuwe inlaagdijk achter de dijk van 1581.

Plompe toren, voormalige kerktoren van verdwenen dorp.

Zicht vanaf de toren.

Door het oprukken van de Oosterschelde werd in 1583 besloten de kerk af te breken. Enkel de toren (nu bekend als Plompe Toren) liet men staan als baken voor de schepen die naar Antwerpen voeren. Tegen 1650 was het dorpje voorgoed verdwenen. Het dorp verdween in de zeventiende eeuw van de kaart.  De Plompetoren vormde in de vijftiende eeuw het centrum van het dorpje Koudekerke. Een vestiging aan de drukke vaarroute naar Antwerpen. Het water vrat langzaam de zeearm van het land weg en in de zeventiende eeuw was het hele dorp opgeslokt.

We wandelen verder richting Schelphoek. De Schelphoek is ontstaan tijdens de watersnoodramp in 1953. Het gat in de dijk op deze plaats leek in eerste instantie nog mee te vallen maar in de maanden na de ramp werd het alleen maar groter. Dit resulteerde in augustus, een half jaar na de ramp, in een oppervlakte van 520 meter breed en 38 meter diep. Om het gebied werd toen een ruim vier kilometer lange ringdijk aangebracht die werd gesloten met caissons. De laatst aangebrachte caisson steekt nu nog steeds boven de dijk uit.

Het gat dat niet gedicht kon worden met het voormalige landbouwhaventje van Serooskerke.

Ter hoogte van het nog bestaande gat in de dijk bevinden zich reeds een aantal verdronken dorpen, te weten Zuutkerke en Brieskerke. Dit toont aan dat de stroming in dit gebied altijd al hoog is geweest.

Voor de stormvloedramp van 1953 lag er bij Schelphoek een landbouwhaventje uit 1903, met daarnaast de Heertjes Inlaag. Hier ontstond tijdens de ramp van 1953 de grootste dijkbreuk van Schouwen Duiveland. De oorspronkelijke zeedijk is niet hersteld, landinwaarts is een nieuwe dijk aangelegd. Het tussen het restant van de oude zeedijk en de Ringdijk ontstane bekken heeft dienst gedaan als werkhaven voor de Oosterscheldekering en is in 1998 weer omgevormd tot natuurlandschap.

We verlaten de Oosterschelde en wandelen verder richting Serooskerke.

Beeld Jacob Viergever

Jacob Viergever (1917 – 1983) was een van de oprichters van Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland in 1949 waarvan hij maar liefst 30 jaar bestuurslid was. Jacob was wijd en zijd vermaard vanwege zijn grote kennis van de natuur, zijn onderzoekswerk vastgelegd in zijn natuurbibliotheek, zijn verzamelingen en zijn foto’s. Zijn waarnemingen en collecties zijn van groot belang voor de eilandelijke natuurhistorie. Verder verzorgde hij excursies, gaf hij lezingen en leidde hij natuurgidsen op. Jacob was op de kweekschool opgeleid tot leerkracht, maar eigenlijk was hij een geboren bioloog. Het beeld toont Jacob ten voeten uit: in actie in het veld, wat hij het liefste deed. De kunstenares heeft in de lens van zijn fototoestel heel passend een vliegende stern afgebeeld.

Kerk Serooskerke

Wanneer het dorp Serooskerke is ontstaan is niet bekend, maar in 1187 werd het “Alerderkirkdam” genoemd. Dat betekende : “ de kerk waarvan de stichter Adelhardt heette “. De parochie Serooskerke was een afsplitsing van de moederkerk Haamstede. In 1405 verschijnt de Parochie Serooskerke in de registers van de officiaal van de aartsdiaken der Utrechtse Dom. Het huidige kerkgebouw is gebouwd in 1425 als Rooms-katholieke kerk, Tijdens de reformatie werd in 1575 Serooskerke door de troepen van de Prins in brand gestoken. De kerk heeft hierbij zware schade opgelopen.  Het kleine dorp Serooskerke op Schouwen Duiveland heeft een traditionele kerkring met in het midden, op een terp, de Hervormde Dorpskerk, ook nog wel Sint Allardkerk genoemd. Op de kerkring zijn weinig historische gebouwen bewaard gebleven. Het merendeel is laat 19e of 20e eeuws. Wellicht dat oudste huizen ten onder zijn gegaan bij de Watersnoodramp 1953, die het dorp zwaar raakte, in materiële schade en mensenlevens. De oorspronkelijke kerk met toren werd op de terp gebouwd begin 15e eeuw. De oudste deel van de huidige toren dateert van 1425. De indertijd katholieke kerk was gewijd aan de Heilige Adelhart (Allard). Tijdens de 80-jarige oorlog werd Serooskerke, in 1575, geplunderd door de Watergeuzen. De kerk werd in brand gestoken. Koor en schip gingen verloren. De kerktoren raakte ernstig beschadigd. Kerk en gemeente gingen in die periode over tot het hervormde geloof. De 15e eeuwse kerktoren werd hersteld, het schip van de kerk werd herbouwd met de stenen van het verwoeste gebouw. Het koor werd niet herbouwd. Op de plek van het koor bouwde men in de 2e helft 18e eeuw de consistorie. Kerk en toren raakten ernstig beschadigd bij de Watersnoodramp in 1953. In de late 50-er jaren werden kerk en toren hersteld. De toren die gevaarlijk naar achter helde werd toen gelijk rechtgezet. Voor ons zien we nu een klein, aardig 16e eeuws kerkje met 18e eeuwse aangebouwde consistorie. 

In de tuin van de kerk bevind zich een gedenkteken aan hen die zijn overleden ten gevolge van de de ramp in 1953.

Via de polders wandelen we verder richting het eindpunt van deze etappe, het Moriaanshoofd. We wandelen hierbij langs het zogenaamde plan Tureluur.

Moriaanshoofd, het eind van deze etappe.

De historische korenmolen De Zwaan. Deze zwarte, achthoekige molen dateert uit 1866.

Etappe Neeltje Jans – Moriaanshoofd. Een wandeling van 20 km