Streek GR Kempen

De Streek-GR Kempen brengt je van Baarle over Hoogstraten en Oostmalle tot in Herentals, het meest zuidelijke punt van deze lus. Daarna via Turnhout en Ravels terug tot Baarle. In het noorden duikt het pad enkele keren Nederland in.

De Kempen.
De stilte die daar over de velden hangt. De bossen die er oeroude verhalen kreunen. De zompige Netevallei die Pallieter doet herleven. De kaarsrechte zandwegen van de grensstreek waar je wandelt tussen de dromen van de schapen. De Kempen, zoveel kleine vreugden voor de wandelaar.

De naam van de streek is een vervorming van het woord Campinia  of Campina, wat Latijn is voor open vlakte. In de laat-Romeinse tijd werd de streek aangeduid met de naam Toxandrië. De Toxandriërs kennen we in de geschriften van Julius Caesar ook als Eburonen. Toxandrië verwijst naar taxus waar ebur in Eburonen eveneens naar verwijst.

In de Middeleeuwen waren het vooral de monniken en de Rooms-Katholieke kerk de dienst uitmaakten in het gebied. Reeds voor de vestiging van de abdijen in de Kempen in de twaalfde eeuw, zoals die van Tongerlo, Postel en Averbode, waren er grote ontginningen. 

De woeste gronden rond de dorpen en vrijheden in de Kempen gebruikte men vanaf de 14e eeuw als gemeenschappelijke heide voor plaggenlandbouw en het telen van schapen. 

De Kempense wol werd gebruikt in de oudere steden buiten de Kempen als grondstof voor de lakenindustrie. Er ontstond ook een lakenindustrie in de Kempen zelf. Het laken van Herentals werd uitgevoerd naar het buitenland en ook in de dorpen waren er weefgetouwen. De lakenhal op de Grote Markt van Herentals is nog een getuige van de economische bedrijvigheid uit die periode. In de zestiende eeuw kwam de lakenindustrie ten val. Enkele locaties zoals Turnhout legden zich toe op het vervaardigen van linnen en tijk uit linnen. 

Na de Napoleontische tijd werden de Kempische kanalen gegraven. Voor deze smalle en ondiepe kanalen werd een speciaal scheepstype gebouwd: de kempenaar.

Omdat de Kempen bovendien in het midden van de IJzeren Rijn liggen, vestigde zich hier ook vervuilende industrie, waaronder veel metaalverwerkende industrie. 

Na 1900 werden de Kempische steenkoolmijnen gesticht ter ontginning van de Limburgse Kempen