Utrechtpad Etappe – 9
De laatste etappe van het Utrechtpad. Normaal gesproken starten we waar we de vorige etappe zijn gestopt, echter deze plaats is met openbaar vervoer in het weekend niet goed bereikbaar. Dus daarom niet in Tienhoven gestart maar in Breukelen. Vanaf het station via de Breukelerbrug over het Amsterdam – Rijnkanaal richting Utrecht.




De Danne en de Kerkvaart vormen samen een historische vaarweg door het centrum van Breukelen. Oorspronkelijk waren ze onderdeel van de Aa en was de Aa een nevengeul van de Vecht. Rond het jaar 1000 was de Aa zelfs beter bevaarbaar dan de Vecht zelf. Later kwam de grond tussen de Aa en de kerk in bezit van de kerk en vanaf die tijd heette de vaarweg, tussen de Vecht en de sluis bij het Amsterdam Rijnkanaal, Danne/Kerkvaart.



Brug over de Danne.


De over de rivier de Danne gelegen ophaalbrug is gebouwd in 1891. Het riviertje de Danne maakte oorspronkelijk deel uit van de westelijk arm van de Vecht, de Aa. Sinds de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal vormt het de verbinding tussen de Vecht en het kanaal.
Woningen uit de 18e eeuw.


Gedenkteken voor de Gevallenen voor Vrede, Vrijheid en Democratie

Het ‘Gedenkteken voor de Gevallenen voor Vrede, Vrijheid en Democratie’ in Breukelen (gemeente Stichtse Vecht) is een bronzen beeld. Op een wereldbol, gedragen door uit puin rijzende handen, strijken drie vredesduiven neer. Drie zuilen van basaltpuin vormen het voetstuk, waarop een koperen gedenkplaat is bevestigd. Het kunstwerk symboliseert het kunstwerk door middel van puin en drie onderling geketende lavabasaltzuilen een oprijzen uit chaos en onvrijheid naar een vreedzame wereld die op (sterke) handen gedragen wordt en waarop vredesduiven neerstrijken.
De vermoedelijk 15de Eeuwse Pieterskerk


In 720 bezocht Bonifatius Attingahem, de Romeinse naam voor Breukelen. Hij stichtte hier de eerste parochie in de Vechtstreek. In de buurt van de huidige plek van de Pieterskerk werd een houten gebouw opgericht.
Uithangbord van oude bakkerij.

De tekst die op het bord staat: De tarwe ’t edelst graan dat op den akker groeit Door ’s bouwmans vlijt gekweekt, door ’s hemels dauw besproeid Bak ik tot smakelijk brood, beschuit en krakelingen Voor burger, boer en heer en ook voor vreemdelingen
We verlaten Breukelen via de Vechtbrug en wandelen verder langs de Vecht.

Gunterstein.
Gunterstein is een kasteel, complex, historische buitenplaats landgoed gelegen aan de oostzijde van de Utrechtse Vecht net buiten de bebouwde kom van Breukelen.



Van het oorspronkelijke huis is niets bekend. Het werd door de Utrechtenaren veroverd en op 27 maart 1511 besloot de magistraat van Utrecht het huis af te breken. Het werd daarna weer herbouwd want op 23 mei 1539 werd het erkend als ridderhofstad. Toen in 1672 de Fransen de Vechtstreek bezette lag Gunterstein in de frontlinie, het kasteel werd in 1673 verwoest. In 1680 begon Magdalena Poulle met de herbouw van het 3e huis. Het huidige huis is een 17e eeuwse opvolger van het oorspronkelijke huis.
Voor Gunterstein staat een “Hoefslagpaal” met als tekst Breukelen Cum Suis. Cum suis, afgekort c.s., is een term uit de advocatuur en betekent ‘met de zijnen’, of ‘en consorten’, of ‘en wat erbij hoort’.

In de 18de en 19de eeuw stonden er tientallen van deze hardstenen palen langs de Vecht. Het waren een soort grenspalen die aangaven wie verantwoordelijk was voor het onderhoud van een deel van de dijk. Deze paal heeft als opschrift: ‘Breukelen cum suis’ en markeerde dus het deel dat Breukelen en omgeving moest onderhouden. Alle dorpen aan de Vecht en in het achterland betaalden zo mee aan het onderhoud van de Vechtdijk, want iedereen was afhankelijk van een sterke dijk om het water buiten de deur te houden. De meeste hoefslagpalen zijn in de loop van de tijd verdwenen. Deze paal is gered van de gemeentelijke stort, gerestaureerd en 10 jaar later, eind 2016, hier geplaatst.
Toegangshek van het landgoed Gunterstein.

Boom en Bosch, 17de-eeuwse buitenplaats aan de Vecht.

Ook in Breukelen e.o. wonen ontevreden mensen!





Zodra we het landgoed Gunterstein zijn gepasseerd gaan we verder over een pad wat onder “normale” omstandigheden een mooi gedeelte van de wandeling is. Het is nu echter een nat en glibberig pad.
We wandelen verder richting de officiële route van het Utrechtpad en wandelen daarbij richting Fort Tienhoven



Op de weg richting het fort zien we naast de donkere dreigende luchten, in de verte kasteel Nijenrode.

Fort Tienhoven.

Fort Tienhoven in de polder Tienhoven werd in 1848-1850 gebouwd. Het fort bestond uit een verdedigbaar wachthuis dat later is verbouwd tot een bomvrije kazerne. Het diende ter afsluiting van de Tienhovense Vaart en om de er naast gelegen inundatiekade, damsluis en de kraaiennestersluis te bewaken. In de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog werd een gietstalen koepelkazemat voor een zware mitrailleur geplaatst voor het bestrijken van de Tienhovense Vaart en Kade.
We wandelen verder langs het waterleidingkanaal richting het Utrechtpad.








Hoewel de donkere dreigende luchten mooie plaatjes opleveren, moeten we toch even een droog plekje opzoeken omdat het toch gaat regenen. Dat droge plekje vinden we bij het oude gemaal Bethune.






Het op orde krijgen en houden van de waterhuishouding van de Bethunepolder was mede door de lage ligging zeer problematisch tot de jaren 1930 met de komst van dit gemaal aan de rand van die polder.
In 1860 werd een stoomgemaal gebouwd. Door de bijzonder grote hoeveelheid kwelwater slaagde men er pas 20 jaar later in de polder enigszins droog te krijgen. Tot een goed winstgevende exploitatie kwam het niet omdat de grond te drassig bleef. Gaandeweg kreeg de polder vervolgens een functie in de drinkwatervoorziening van Amsterdam. De Gemeentewaterleidingen Amsterdam liet daarin dit elektrische gemaal bouwen op de oude fundamenten van het stoomgemaal. Zo’n 20 tot 25 miljoen m3 water pompte dit gemaal jaarlijks weg uit de 535 hectare tellende Bethunepolder die zo’n 3 meter onder NAP ligt. In 1971 is voor de bemaling een automatisch gemaal in dienst gekomen. Sindsdien fungeert het oude gemaal als stand-by. De gemalen voorzien in ongeveer een derde van het Amsterdamse drinkwater.
Na het gemaal zetten we onze wandeling, over het Utrechtpad, voort richting Maarssen en de Vecht.
Landgoed Vechtoever




n de 17e eeuw, waarschijnlijk op dezelfde plaats als het huidige huis, een hofstede. Deze hofstede werd gebouwd in het begin van de 17e eeuw door welgestelde kooplieden uit Amsterdam. De naam Vechtoever komt al voor op een kaart uit 1629. Den Oever, zoals deze hofstede ook wel werd genoemd, wordt in 1694 gekocht door Antonio Alvares Machado. Machado was o.a. geldbewaarder van stadhouder Willem III en begeleidde hem op zijn toch naar Engeland in 1688. Zijn zoon Jacob Hiskia Machado bewoonde Den Oever na zijn vader, die in 1707 overleed. Den Oever komt ook voor op een kaart van de Vechtstreek van 1660. De oudste afbeelding van de hofstede komen we tegen in de ‘Zegenpralende Vecht’ uit 1719. Tegen het einde van de 18e eeuw behoort Vechtoever aan Gerardus Lambertus Dommer. Hij wil graag aan het huis een kapel bouwen en vraagt daarvoor zelfs toestemming van de paus. In 1797 krijgt hij deze toestemming en heeft hij de kapel laten bouwen. Waarschijnlijk bevond zich deze in de kamer rechts van de ingang, omdat in het stucwerk in het plafond twee harten en vier doornenkronen zijn te herkennen. Een belangrijke bewoner was Maria Dommer. Zij woonde op Vechtoever na de dood van haar ouders tot 1840. Zij was begaan met het lot van anderen en kocht in 1835 Endelhoven voor de verpleging van bejaarde vrouwen. Ook Vechtoever kreeg een dergelijke bestemming, toen de laatste privé-bewoner, de heer G.K.S. van Walree, Vechtoever bij testament vermaakte aan de Noordhollandse vereniging: ‘Het Witte Kruis’ als verblijf voor rustbehoevende verpleegsters. De heer van Walree, heeft in de periode dat hij Vechtoever bewoonde (1898-1910), Vechtoever, dat erg slecht onderhouden was door de vele eigenaren die het huis tussen 1840 en 1898 bewoonden, fraai laten restaureren. Uit het taxatierapport, dat in 1910 werd opgemaakt, blijkt dat Vechtoever weer een schitterend interieur had, met geschilderd behangsel, Amstel-servies en kostbare schilderijen.
Goudestein






De geschiedenis van Goudestein begint kort na 1600. In 1608 koopt Jan Jacobszoon Huydecoper ‘de huysinge mette hofstede genaemt De Gouden Hoeff’. Jan Jacobszoon was een belangrijk man in de Amsterdamse koopmanswereld en waarschijnlijk was geldbelegging de voornaamste reden voor deze aankoop. In 1628 liet Joan Huydecoper, de zoon van Jan Jacobszoon, op de plaats van de hofstede en ook volgens de type van een hofstede, het buiten Goudestein bouwen. Ook Joan Huydecoper was een vermogend en belangrijk man. Zo werd hij in 1620 schepen en in 1634 bewindvoerder van de Verenigde Oostindische Compagnie en was hij meerdere malen burgemeester van Amsterdam. In 1640 werd Joan ‘Heer van Maarsseveen’. Goudestein, zoals Joan Huydecoper het liet bouwen, was een van de eerste buitenverblijven in de Vechtstreek en een vrij eenvoudig gebouw, ook wel ‘hofstede met stedelijke elementen’ genoemd. Gedurende de achttiende eeuw werden verschillende hofsteden vervangen door grote moderne gebouwen van het type stadhuis-buiten, zo ook met Goudestein. Eerst werd echter in 1717 de buitenplaats Goudestein vergroot met het ernaast gelegen ‘Silversteyn’. In 1754 vond een ingrijpende verbouwing van het huis plaats, zodat het er in grote trekken uit zag zoals wij het nu kennen.
Buitenplaats Silversteyn.


Buitenplaats Herteveld

Op de grond die Dirck van Zinnick in 1630 kocht liet hij naast elkaar twee buitenplaatsen bouwen, die ten zuiden Herteveld en ten noorden Leeuwenvecht. In 1804 werd het huis gepleisterd en kreeg het zijn langwerpige ramen. Uit die tijd stamt ook de parkaanleg, het koetshuis en de waterbank aan de Vecht. Zijn huidige vorm kreeg het huis in 1870.


Toegangshek naar het voormalige huis Doornburgh

De geschiedenis van buitenplaats Doornburgh begint in 1623. In de 17e eeuw verruilden gefortuneerde Amsterdamse families zomers de warme stad voor prachtige buitenplaatsen aan de Vecht voor de natuur en ontspanning. Joan Huydecoper liet in 1637 Elsenburg bouwen en ook de buitenplaatsen Vechtleven en Somersbergen. Deze lagen op het terrein waar nu alleen Buitenplaats Doornburgh nog staat. In het rampjaar van 1672 werd Nederland aangevallen door de Fransen, als gevolg werden veel buitenplaatsen gesloopt, maar Doornburgh bleef behouden. Joan Huydecoper stuurde een grote som geld naar Parijs om dit te voorkomen. Willem Pietersen van Zon, die eigenaar was van de buitenplaats in 1684, plaatste het grote barokke toegangshek langs de Vecht dat nu in de tuin te bewonderen is. Na een periode van wisselend eigenaarschap kwam Doornburgh in 1772 weer in bezit van de familie Huydecoper. Tot 1912 bleef de buitenplaats in deze familie. In 1957 werd het landgoed betrokken door de Reguliere Kanunnikessen van het Heilig Graf. Deze kloosterorde is gesticht na de verovering van Jeruzalem in 1114. In 2017 verlieten de laatste zusters de buitenplaats.
Maarssen.






Huis ten Bosch


Het Huis ten Bosch werd in 1628 gebouwd in opdracht van Pieter Belten en zijn vrouw Constantia Coymans. Het ontwerp is zeer waarschijnlijk afkomstig van architect Jacob van Campen. Godefridus Cromhout heeft vermoedelijk het huis in de 18de-eeuw gemoderniseerd en de koepelkamer aan de achterzijde toegevoegd en het inrijhek laten plaatsen.

Vechtstijn

In 1593 wordt het Goed ten Bosch gekocht door Aart ten Grootenhuys en Cornelis Cornelisz van Heemskerk. Door hen wordt het land in tweeën gesplitst: Cornelis krijgt het noordelijke en Aart het zuidelijke deel. Aart behoort tot de rijkste mannen van Amsterdam en laat zich ‘Heer van den Bosch’ noemen. Bij zijn overlijden in 1615 wordt melding gemaakt van verscheidene woningen, een speelhuis met toren en ook een bouwhuys. Dit bouwhuys is waarschijnlijk de voorloper van Vechtenstein.
In 1800 wordt het huis verkocht door de weduwe van Jan Hendrik Cramer Barentszn aan Johannes Fahreus. Ook in die tijd had men al last van dieven en inbrekers, want in 1806 vraagt Johannes toestemming om angels en voetklemmen te mogen plaatsen bij zijn huis.
In 1817 vinden we als eigenaar van Vechtenstein baron Johannes Frederik van Reede. Men is dan van plan een aantal nieuwe iepenbomen te plaatsen langs de straatweg van Utrecht naar Amsterdam. De baron vraagt dan om een gedeelte onbeplant te laten, zodat hij vanuit zijn huis vrij uitzicht houdt; hier heeft hij zelfs 3 gulden per jaar voor over! Johannes Frederik bezit ook grond in Maarssenbroek, want in 1839 worden stukken weiland van hem aangekocht voor de aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Utrecht.
In 1936 wordt de villa gesloopt. Het huidige huis, dat kort daarna werd gebouwd, stond een huis in het Amerikaanse South Carolina model.





Dakota DC-3

Molens van de polders Westbroek en Buitenweg.






De Molen van de Polder Westbroek is met een gevlucht van 28 meter de grootste van de provincie. Hij staat naast de kleinste molen van de provincie Utrecht: de Molen van de Polder Buitenweg met een vlucht van 18 meter. De Buitenwegse en Westbroekse molen en de schutsluizen in de Nedereindsevaart hebben allen met waterbeheersing te maken. De Buitenwegse molen is als wipmolen van 1830 tot 1972 in bedrijf geweest voor de bemaling van polder Buitenweg. De Westbroekse is als poldermolen voor waterschap Westbroek in 1753 begonnen.

Begraafplaats Oud-Zuilen.



De begraafplaats is in 1781 gesticht door Willem René van Tuyll van Serooskerken als particuliere buitenbegraafplaats op diens landgoed ter hoogte van Slot Zuylen, welke met ingang van 18 maart 1782 in gebruik werd genomen. In die tijd was het een van de eerste in haar soort.
Op de achtergrond van de middelste tot de graftombe van het familiegraf van de familie Van Tuyll van Serooskerken
Slot Oud-Zuylen.
















Slot Zuylen is een van de oudste kastelen aan de Vecht. Langs de Vecht is rond het jaar 1250 Slot Zuylen ontstaan. De eerste steen van de vierkante woontoren met muren van meer dan 2,5 meter dik werd gelegd door Steven van Zuylen. Het kasteel dankt haar naam dan ook aan de bouwer die afkomstig is uit het geslacht Van Zuylen. In de 14e en 15e eeuw wisselde Slot Zuylen verschillende keren van eigenaar. In de vroege 15e eeuw werd het kasteel na de zoveelste wisseling van eigenaar verwoest en bleef er bijna een eeuw lang een ruïne staan. Deze ruïne kwam vanaf 1525 in het bezit van graaf Willem van Rennenberg, die er een groot waterslot van maakte. In 1752 liet Diederik Jacob van Tuyll van Serooskerken, de eigenaar op dat moment, het kasteel grootschalig verbouwen om het kasteel te moderniseren. Zoals vele welgestelde families in Nederland hadden ook de bewoners van Slot Zuylen op uiteenlopende manieren banden met koloniale handel en slavernij. De sporen hiervan zijn dan ook terug te vinden op meerdere plekken in Slot Zuylen, zoals de verschillende VOC kisten in het kasteel. Daarnaast is de verbouwing van het kasteel in de 18e eeuw medegefinancierd door de winsten uit portefeuilles aandelen in koloniale ondernemingen en plantage leningen die de telgen van de familie Van Tuyll van Serooskerken bezit hadden.
Oud – Zuilen















We wandelen verder langs de Vecht, richting Utrecht.
Fort aan de Klop.



Fort aan de Klop werd van 1850 tot 1852 gebouwd. In die tijd zorgde het fort dat de inundatiekanaal de Klopvaart en de sluis beschermd werden. Door de bouw van het Werk bij Maarsseveen werd deze functie overbodig en ging het fort als opslag- en bevoorradingspost en verdedigingswerk dienen. In 1850 heeft het fort zijn huidige vorm gekregen.












Zwarte water.





Het Zwarte Water is oorspronkelijk een restgeul, vermoedelijk van de Vecht. Deze watergang, die de naam Zwarte Water kreeg vanwege het donkere veenwater, kwam ter hoogte van de Nieuwe Keizersgracht uit op de Oude Vecht. De Oude Vecht was oorspronkelijk de hoofdloop van de rivier de Vecht, die vanaf Vechten oostelijk om Utrecht liep.
Een Amsterdammer in Utrecht..

Weerdsluis met visdeurbel




Vissen kunnen de Utrechtse Weerdsluis vanaf nu passeren dankzij een visdeurbel. De wereldprimeur moet vissen helpen om makkelijker door de sluis te zwemmen tijdens hun tocht naar een plek om eitjes te leggen en zich voort te planten. Online zijn beelden van een onderwatercamera live te zien. Bezoekers van de website kunnen op een digitale deurbel drukken als er vissen in beeld zijn. Dit sein gaat naar de sluiswachter, die de deuren kan openen als er veel vissen liggen te wachten.








Wandelend door een druk en gezellig centrum met zijn grachten komen we bij het eindpunt van het Utrechtpad, de Utrechtse Domtoren.


Breukelen – Utrecht. Een wandeling van 21,1 km.
