Waas- en Reynaertland – Etappe – 8, Eksaarde – Stekene
Met deze etappe begint het laatste deel van de Waas- en Reynaertland wandeltocht. Dit is het deel van Eksaarde naar het eindpunt Hulst.
De route gaat verder over het oude traject van de spoorlijn 77A, Lokeren – Moerbeke. Via smalle paatjes lopen we door het natuurgebied “de Linie” richting de Moervaart en verder richting Stekene.




De Linie’: een militaire verdedigingslijn, aangelegd door de Fransen in 1701-1702 om Vlaanderen te verdedigen tegen de Republiek Holland, die van Nieuwpoort tot aan de Maas liep. Over heel Vlaanderen zijn van ‘De Linie’ weinig restanten overgebleven. Lang heeft deze verdedigingsgordel echter niet stand gehouden want nadat de Verenigde Provinciën de Zuidelijke Nederlanden waren binnengevallen, werd die in Eksaarde reeds in 1703 gesloopt. Toch bleven er in het landschap een aantal resten bewaard.
De ontginning van moer of turf in de middeleeuwen is zeer belangrijk geweest. Afgestorven planten die zich duizenden jaren opstapelden in moerasgebieden, werden uitgegraven en gedroogd als brandstof. Namen als Moervaart en Moerbeke zijn ontstaan tijdens die ontginningsperiode. Grote turfwinningen gebeurden waarschijnlijk niet in Eksaarde maar op sommige plaatsen, in verlande watergeulen, werd op kleine schaal turf uitgegraven.

De Kruiskapel of bedevaartkapel van het H. Kruis Kapel der Miraculeuze kruisen en kruiswegkapellen.







Ook zogenaamd “Kruiskapel”. In 1626 gebouwd op de plaats waar in 1317 twee kruisen gevonden werden waaraan bovenmenselijke krachten toegeschreven worden. Bedevaartkapel, omringd door rode beuken; voorplein met waterput en zandstenen kruis. De gemetselde put in de nabijheid van de Kruiskapel geeft de exacte plaats van de kruisen aan waar ze destijds door Boudewijn met de Negen Ponden werden opgegraven. Het ene kruis wordt bewaard in de kerk van Eksaarde, het andere in de Kruiskapel. Boven de deur een afgesleten wapenschild van de stichters Philip Lanchals en Florentina de Gruutere.
Legende van de Kruiskapel.
Een zekere Boudewijn met de Negen Ponden was in 1317 zijn land aan het bewerken in Eksaarde. Plots stootte zijn spade op een hard voorwerp: een kruis. Toen hij het uit de grond trok, vloeide er bloed uit. Daarna vond hij nog een tweede kruis, twee Romeinse schalen en een speer. Zodra hij die mysterieuze voorwerpen naar huis had gebracht, begonnen alle klokken van de kerk van Eksaarde spontaan te luiden. Boudewijn bracht de pastoor op de hoogte, deze laatste vertelde het aan de heer van Eksaarde, waarna de beide kruisen in processie naar de dorpskerk werden overgebracht. Toen de optocht de dries passeerde, waren daar twee houtzagers aan het werk. ”O”, zei de ene, “Boudewijn met de Negen Ponden heeft de oude God gevonden.” Op slag ging zijn hoofd verlamd op zijn romp staan en werd pas weer normaal toen de man openlijk berouw had betoond. De heer van Eksaarde die ook heer van Hontenisse was, nam één van de kruisen mee, maar het werd ‘s anderendaags teruggevonden naast het andere. Daaruit leidden de mensen af dat de beide kruisen in Eksaarde zouden worden vereerd.
Gluurmuur in natuurpark de Linie



Sinaaibrug
Ophaalbrug over de Moervaart


De Moervaart werd in de Middeleeuwen (rond 1300) gegraven door de abdij van Boudelo, aanvankelijk als relatief smalle afwatering van de Moervaartdepressie. Geprobeerd werd om zo landbouwgrond te winnen op het drassige veengebied dat voorheen enkel geschikt was voor de ontginning van turf, vroeger ook wel moer genoemd, vandaar ook de naam van de vaart. Omdat de naburige Zuidlede na verloop van tijd te smal werd voor het vervoer van de turf, werd de Moervaart in de 15e eeuw verbreed en bevaarbaar gemaakt. De Moervaart is iets meer dan 22 kilometer lang en verbindt het Kanaal van Gent naar Terneuzen met de Durme.
De route gaat verder richting Klein Sinaai en loopt tussen twee natuurgebieden in. Aan de ene kant “De Linie” en aan de andere kant de Fondatie van Boudelo. De benaming ‘Fondatie van Boudelo’ kent zijn oorsprong ongeveer 800 jaar geleden. Deze gronden hoorden immers bij de schenking toen de abdij van Boudelo werd gesticht. Ondertussen was wel de naam ‘Fondatie’ in gebruik gebleven, maar was het verband met die verdwenen abdij bijna onbekend geworden.










Boomaanplant langs de Liniewegel.


De Liniewegel volgt de grillige grenzen van de Linie, een militaire verdedigingslijn met grachten, forten en schansen die de Franse provincie Vlaanderen begin 18de eeuw beschermde tegen de republiek Nederland.

Splitsing Moervaart en Stekense Vaart.
Het jaar 1197 markeert de vestiging van een kluis op de site Coudenborn, wanneer een of meerdere monniken uit de Sint-Pietersabdij in Gent onder leiding van Boudewijn van Boekel, zich in Klein-Sinaai als kluizenaars vestigen. De kleine gemeenschap groeide uit tot een abdij op een locatie tussen de huidige Koebrugstraat en Kloosterstraat. Dit is het gebied waar je op de foto tegenaan kijkt.
Vanuit deze abdij, die ook wel bekendstaat in oude spelling als Baudeloo, begonnen de monniken de streek rondom de Schelde in te polderen. Dit deden ze onder andere door het stichten van uithoven, zoals bij Lamswaarde en Othene in Zeeuws-Vlaanderen. In Hulst en Gent had de abdij een refugehuis, het refugehuis Baudeloo.
Meer weten over de abdij van Boudelo, klik dan hier.

Coudenbormbrug






De brug over de Moervaart in Klein Sinaai dateert uit het interbellum en werd omstreeks 1945 hersteld en gedeeltelijk vervangen na oorlogsschade uit de Tweede Wereldoorlog. De naam is afgeleid van het nabijgelegen Hof van Coudenborn, het buitenhof van de verdwenen cisterciënzerabdij Boudelo in Klein-Sinaai, Een interbellum is een periode tussen twee oorlogen.
In één van de bruggenhoofden bevindt zich een ophaaldeur met tand- en heugelsysteem.



Ruïne van het hof van Coudenborn.


De ruïne die bekend staat als het hof van Coudenborn maar in geschreven bronnen voorkomt als het hof De Fonteyne is een vroegere bezitting van de verdwenen cisterciënzerabdij Boudelo in Klein-Sinaai (Stekene). De ruïne van het hof omvat de resten van een kleine noordvleugel uit de 17de eeuw aan de straatzijde en, daarachter, een grote zuidvleugel die minstens uit de 16de eeuw dateert. Tussen de twee vleugels staat het overblijfsel van een vierkante traptoren. De ruïne wordt aan de straatzijde afgesloten door een lage bakstenen muur met de resten van een poort (hekpijler). Meer weten over de ruïne, klik dan hier.
Stekense Vaart

De Stekense vaart werd gegraven in 1315. Hij verbond Gent met Hulst. Daarbij werd gebruik gemaakt van bestaande waterlopen. De vaart werd gebruikt zowel voor personen- als goederenvervoer.

De waterloop speelde in de 16de en 17de eeuw een belangrijke rol bij het transport van stenen en tichels. Die werden vervaardigd in de talrijke steen- en tichelbakkerijen die toen actief waren. Hij behield zijn economische functie tot in de 20ste eeuw: de producten van de laatste Stekense steenbakkerij, Tuileries St. Marie, werden tot 1970 vervoerd over de vaart. Op Nederlands grondgebied is deze waterweg gedempt.
Koebrug, oud en nieuw


De huidige Koebrug (voorheen Coeijbrughe) over de Moervaart dateert uit 1973 en kwam in plaats van een 17e eeuwse monumentale ijzeren ophaalbrug. De brug dankt haat naam aan de aanwezigheid van meerdere eendenkooien in het nabijgelegen gehucht “Fondatie van Boudelo”.

De route gaat verder richting Stekene waar we op een gegeven moment weer verder wandelen over een oude spoorwegbedding van de Spoorlijn 77. Dit was een spoorlijn van Sint-Gillis-Waas naar Zelzate.

Handboogschieten op de “staande wip”.

Staande wip is een discipline in het handboogschieten waarbij op een wip geschoten wordt op 28 meter hoogte. Deze sport is vooral in Vlaanderen en Wallonië populair. Ze wordt ook beoefend in Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Beveland, Maastricht en Noord-Frankrijk. De handboog raakte bekend omwille van zijn doeltreffendheid, gedemonstreerd door de kunde van de Engelse longbowschutters tijdens de oorlogsvoering in de 14e eeuw. Het belang van de boog als wapen nam af met de komst van het vuurwapen. Sindsdien ontwikkelde het wipschieten zich als een recreatiesport. Nergens bestond er een rijkere schutterscultuur dan in Vlaamse en Brabantse steden. Terwijl vroeger slechts één keer per jaar in de hoogte werd geschoten naar een houten vogel om de schutterkoning aan te duiden, is deze moeilijke specialiteit tot een van de meest typische Vlaamse volkssporten uitgegroeid.
Het Kastelenhof, vroeger Chateau de la Tuilerie Sainte-Marie.






Oude Station van Stekene op de lijn tussen Sint-Gillis-Waas en Zelzate.




Het Steengelaag




In dit deel van de gemeente Stekene treft men tot op 20 meter diepte klei aan in de bodem. In de 16de eeuw waren er meer dan 50 steen- en tichelbakkerijen werkzaam. De exploitatie van Het Steengelaag kwam echter pas veel later op gang. In 1880 werd de Tuilerie Sainte-Marie opgericht. In wat nu de Oudste Kleiput wordt genoemd, gebeurde het kleisteken nog met de spade. Het Steengelaag bestaat uit drie waterpartijen die ontstonden door kleiwinning, vochtig broekbos en hooiland. De kleiontginning werd in dit gebied in 1977 beëindigd.
Reynaertbank en Reynaertbeeldengroep







Hier zijn beelden te zien van de sluwe Reynaert de Vos, de raaf Tiecelijn op de galg, de ongelukkige Bruun,
de schuwe haas Cuwaert, Coppe de kip en haar vader Cantelaer de haan.
De tekst op de bank is: Dats een de meeste wildernisse Die men hevet in enich rike.
De etappe gaat verder richting het eindpunt in het centrum van Stekene. Bij het eindpunt staat een beeld van de pelgrimerende Reynaert de Vos


Eksaarde – Stekene, een wandeling van 20,7 km.
